Obteve um resultado para o termo de pesquisa in afwezigheid van leven
Ir para
NL Holandês PT Português
in afwezigheid van leven (adv) [in an abiotic manner] (adv) abioticamente (adv) [in an abiotic manner] (adv)

NL PT Traduções para in

in (n v) [to cut into small cubes] cortar (n v) [to cut into small cubes]
in (o) [in elk] para (o) [in elk]
in (o) [nabijheid] para (o) [nabijheid]
in (o) [richting] para (o) [richting]
in (o) [voorzetsel] para (o) [voorzetsel]
in (o) [in elk] no (o) [in elk]
in (o) [nabijheid] no (o) [nabijheid]
in (o) [richting] no (o) [richting]
in (o) [voorzetsel] no (o) [voorzetsel]
in (adj v) [legally qualified] competente (adj v) [legally qualified]

NL PT Traduções para afwezigheid

afwezigheid (n) [verstrooidheid] {f} distração (n) {f} [verstrooidheid]
afwezigheid (n) [verstrooidheid] {f} abstração (n) {f} [verstrooidheid]
afwezigheid (n) [algemeen] {f} ausência (n) {f} [algemeen]
afwezigheid (n) [lack; deficiency; nonexistence] {f} ausência (n) {f} [lack; deficiency; nonexistence]
afwezigheid (n) [persoon] {f} ausência (n) {f} [persoon]
afwezigheid (n) [state of being away] {f} ausência (n) {f} [state of being away]
afwezigheid (n) [algemeen] {f} vazio (n) {m} [algemeen]
afwezigheid (n) [algemeen] {f} lacuna (n) {f} [algemeen]
afwezigheid (n) [lack; deficiency; nonexistence] {f} falta (n) {f} [lack; deficiency; nonexistence]
afwezigheid (n) [algemeen] {f} vácuo (n) {m} [algemeen]

NL PT Traduções para van

van (o) [bezit] proveniente de (o) [bezit]
van (o) [boeken] proveniente de (o) [boeken]
van (o) [oorsprong] proveniente de (o) [oorsprong]
van (o) [plaats] proveniente de (o) [plaats]
van (o) [tijd] proveniente de (o) [tijd]
van (v n) [to move smoothly from one topic to another] passar (v n) [to move smoothly from one topic to another]
van (o) [algemeen] para (o) [algemeen]
van (o) [algemeen] por (o) [algemeen]
van (o) [algemeen] de (o) [algemeen]
van (o) [bezit] de (o) [bezit]

NL PT Traduções para leven

leven (n) [algemeen] {n} existir (n) {m} [algemeen]
leven (n) [zijn] {n} existir (n) {m} [zijn]
leven (v) [persoon] {n} habitar (v) [persoon]
leven (v) [verblijfplaats] {n} habitar (v) [verblijfplaats]
leven (v) [persoon] {n} morar (v) [persoon]
leven (v) [verblijfplaats] {n} morar (v) [verblijfplaats]
leven (n) [algemeen] {n} viver (n) {m} [algemeen]
leven (v) [persoon] {n} viver (v) {m} [persoon]
leven (v) [verblijfplaats] {n} viver (v) {m} [verblijfplaats]
leven (n) [zijn] {n} viver (n) {m} [zijn]