Obteve 13 resultados para o termo de pesquisa schoonmaken
NL Holandês PT Português
schoonmaken (adj n v adv) [(intransitive) to make things clean] {n} limpar (adj n v adv) [(intransitive) to make things clean]
schoonmaken (adj n v adv) [(transitive) to remove dirt from a place or object] {n} limpar (adj n v adv) [(transitive) to remove dirt from a place or object]
schoonmaken (v) [algemeen] {n} limpar (v) [algemeen]
schoonmaken (v) [clean, purify] {n} limpar (v) [clean, purify]
schoonmaken (v) [algemeen] {n} arrumar (v) [algemeen]
NL Holandês PT Português
schoonmaken (v) [algemeen] {n} organizar (v) [algemeen]
schoonmaken (v) [algemeen] {n} esvaziar (v) [algemeen]
schoonmaken (v) [algemeen] {n} pôr em ordem (v) [algemeen]
schoonmaken (n) [algemeen] {n} limpeza (n) {f} [algemeen]
schoonmaken (v) [van de ingewanden ontdoen] {n} destripar (v) [van de ingewanden ontdoen]
schoonmaken (v) [van de ingewanden ontdoen] {n} estripar (v) [van de ingewanden ontdoen]
schoonmaken (v) [van de ingewanden ontdoen] {n} tirar as vísceras de (v) [van de ingewanden ontdoen]
schoonmaken (n) [algemeen] {n} faxina (n) {f} [algemeen]

Traduções de Holandês Português