Obteve 7 resultados para o termo de pesquisa een pak slaag geven
NL Holandês PT Português
een pak slaag geven (v) [straf] bater (v) {m} [straf]
een pak slaag geven (v) [afranselen] espancar (v) [afranselen]
een pak slaag geven (v) [straf] espancar (v) [straf]
een pak slaag geven (v) [afranselen] surrar (v) [afranselen]
een pak slaag geven (v) [straf] surrar (v) [straf]
NL Holandês PT Português
een pak slaag geven (v) [afranselen] sovar (v) [afranselen]
een pak slaag geven (v) [afranselen] cobrir de pancadas (v) [afranselen]

NL PT Traduções para een

een (v) [to fart] {m} soltar (v) [to fart]
een (n v) [to bathe using a shower] {m} tomar (n v) [to bathe using a shower]
een (a) [algemeen] {m} um certo (a) [algemeen]
een (a) [hoofdtelwoord] {m} um certo (a) [hoofdtelwoord]
een (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] {m} um certo (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord]
een (a) [algemeen] {m} uma certa (a) [algemeen]
een (a) [hoofdtelwoord] {m} uma certa (a) [hoofdtelwoord]
een (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] {m} uma certa (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord]
een (a) [algemeen] {m} um tal de (a) [algemeen]
een (a) [hoofdtelwoord] {m} um tal de (a) [hoofdtelwoord]

NL PT Traduções para pak

pak (n) [algemeen] {n} pilha (n) {f} [algemeen]
pak (n) [papier] {n} pilha (n) {f} [papier]
pak (n) [post] {n} pilha (n) {f} [post]
pak (n) [kleding] {n} costume (n) {m} [kleding]
pak (n) [kleding - vrouw] {n} costume (n) {m} [kleding - vrouw]
pak (n) [kleding] {n} terno (n) {m} [kleding]
pak (n) [kleding - man] {n} terno (n) {m} [kleding - man]
pak (n v) [suit of clothes] {n} terno (n v) {m} [suit of clothes]
pak (n) [algemeen] {n} maço (n) {m} [algemeen]
pak (n) [papier] {n} maço (n) {m} [papier]

NL PT Traduções para geven

geven (v) [voorwerp] entregar (v) [voorwerp]
geven (v) [voorwerpen] entregar (v) [voorwerpen]
geven (v) [voldoening] trazer (v) [voldoening]
geven (v) [algemeen] passar (v) [algemeen]
geven (v) [geschenk] passar (v) [geschenk]
geven (v) [overhandigen] passar (v) [overhandigen]
geven (v) [spelen - kaarten] passar (v) [spelen - kaarten]
geven (v) [voorwerp] passar (v) [voorwerp]
geven (v) [voorwerpen] passar (v) [voorwerpen]
geven (v) [wiskunde] supor (v) [wiskunde]