Obteve 40 resultados para o termo de pesquisa passado
PT Português NL Holandês
passado (a) [tempo] {m} voordien (a) [tempo]
passado (adj int) [well cooked] {m} goed doorbakken (adj int) [well cooked]
passado (a) [tempo] {m} vervlogen (a) [tempo]
passado (a) [anterior] {m} voorbij (a) [anterior]
passado (a) [evento] {m} voorbij (a) [evento]
passado (a) [tempo] {m} voorbij (a) [tempo]
passado (a) [tempo] {m} voormalig (a) [tempo]
passado (a) [tempo] {m} eerder (a) [tempo]
passado (a) [tempo] {m} voorafgaand (a) [tempo]
passado (a) [comida] {m} bedorven (a) [comida]
passado (n) [tempo] {m} verleden (n) {n} [tempo]
passado (a) [tempo] {m} tevoren (a) [tempo]
passado (a) [anterior] {m} vorig (a) [anterior]
passado (a) [evento] {m} vorig (a) [evento]
passado (a) [tempo] {m} vorig (a) [tempo]
passado (a) [anterior] {m} jongstleden (a) [anterior]
passado (a) [tempo] {m} jongstleden (a) [tempo]
passado (a) [anterior] {m} laatstleden (a) [anterior]
passado (a) [tempo] {m} laatstleden (a) [tempo]
passado (a) [fruta] {m} overrijp (a) [fruta]
passado (a) [tempo] {m} destijds (a) [tempo]
passado (a) [anterior] {m} laatst (a) [anterior]
passado (a) [evento] {m} laatst (a) [evento]
passado (a) [tempo] {m} laatst (a) [tempo]
passado (n) [militar] {m} voorgeschiedenis (n) {f} [militar]
passado (n) [reputação] {m} voorgeschiedenis (n) {f} [reputação]
passado (n) [tempo] {m} voorgeschiedenis (n) {f} [tempo]
passado (a) [tempo] {m} vooraf (a) [tempo]
passado (a) [tempo] {m} vroeger (a) [tempo]
passado (a) [tempo] {m} toen (a) [tempo]
passado (a) [comida] {m} niet vers (a) [comida]
passado (a) [tempo] {m} in die tijd (a) [tempo]
passado (a) [tempo] {m} toenmaals (a) [tempo]
passado (a) [tempo] {m} indertijd (a) [tempo]
passado (a) [tempo] {m} toentertijd (a) [tempo]
passado (a) [anterior] {m} laatste (a) {n} [anterior]
passado (a) [evento] {m} laatste (a) {n} [evento]
passado (a) [tempo] {m} laatste (a) {n} [tempo]
passado (n) [militar] {m} verleden (n) {n} [militar]
passado (n) [reputação] {m} verleden (n) {n} [reputação]