Obteve 37 resultados para o termo de pesquisa finalizar
PT Português NL Holandês
finalizar (v) [sujeito] tot een einde brengen (v) [sujeito]
finalizar (v) [fechar] beëindigen (v) [fechar]
finalizar (v) [geral] beëindigen (v) [geral]
finalizar (v) [sujeito] beëindigen (v) [sujeito]
finalizar (n v) [to complete] beëindigen (n v) [to complete]
PT Português NL Holandês
finalizar (v) [concluir] een einde maken aan (v) [concluir]
finalizar (v) [geral] een einde maken aan (v) [geral]
finalizar (v) [concluir] tot een einde brengen (v) [concluir]
finalizar (v) [fechar] tot een einde brengen (v) [fechar]
finalizar (v) [geral] tot een einde brengen (v) [geral]
finalizar (v) [concluir] beëindigen (v) [concluir]
finalizar (v) [concluir] de laatste hand leggen aan (v) [concluir]
finalizar (v) [fechar] de laatste hand leggen aan (v) [fechar]
finalizar (v) [geral] de laatste hand leggen aan (v) [geral]
finalizar (v) [sujeito] de laatste hand leggen aan (v) [sujeito]
finalizar (n v) [ergative, intransitive: be finished, be terminated] eindigen (n v) {n} [ergative, intransitive: be finished, be terminated]
finalizar (v) [competição] het eindpunt bereiken (v) [competição]
finalizar (v) [competição] de finish bereiken (v) [competição]
finalizar (n v) [ergative, intransitive: be finished, be terminated] einden (n v) [ergative, intransitive: be finished, be terminated]
finalizar (v) [concluir] bekronen (v) [concluir]
finalizar (v) [sujeito] afsluiten (v) [sujeito]
finalizar (n v) [ergative, intransitive: be finished, be terminated] ophouden (n v) {n} [ergative, intransitive: be finished, be terminated]
finalizar (v) [concluir] afdoen (v) [concluir]
finalizar (v) [sujeito] afdoen (v) [sujeito]
finalizar (v) [concluir] afronden (v) {n} [concluir]
finalizar (v) [fechar] afronden (v) {n} [fechar]
finalizar (v) [geral] afronden (v) {n} [geral]
finalizar (v) [sujeito] afronden (v) {n} [sujeito]
finalizar (v) [concluir] afsluiten (v) [concluir]
finalizar (v) [fechar] bekronen (v) [fechar]
finalizar (v) [concluir] voltooien (v) [concluir]
finalizar (v) [fechar] voltooien (v) [fechar]
finalizar (v) [concluir] afmaken (v) [concluir]
finalizar (v) [fechar] afmaken (v) [fechar]
finalizar (n v) [to complete] afwerken (n v) [to complete]
finalizar (v) [concluir] afhandelen (v) [concluir]
finalizar (v) [sujeito] afhandelen (v) [sujeito]